Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zonder de wet, [32]zo leefde ik [33]eertijds; maar [34]als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder [35]levend geworden, [36]doch ik ben gestorven. 32. Of, was ik levend; dat is, ik meende dat ik rechtvaardig was en was daarop gerust. Zie dergelijk voorbeeld in dien jongeling Matth.19:16,17,18, enz., en in de Farizeen in het algemeen; Matth.23:28. 33. Namelijk nog een Farizeer zijnde. 34. Namelijk tot mijne rechte kennis, en dat ik verstond dat ook de inwendige begeerten tegen de wet zonde zijn. 35. Dat is, ik heb de menigte der zonde, die in mij wakker geworden was, levendig gevoeld. 36. Dat is, ik ben in mijn gemoed overtuigd, dat ik midden in den dood lag, en heb den moed verloren van door de gehoorzaamheid der wet te kunnen behouden worden; hfdst.4 vs.15; 2 Kor.3:6,7,9.